De onderzeese taveerne

download pdf

 

 

 

Weggezonken in slijkerige bodems

waar stromingen elkaar kruisen,

aan de voet van de immense rots die oprijst uit de zee,

en die men in Finisterre 'O centolo' noemt,

staat een taveerne van ontmoetingen en weemoed.

 

Beladen met verhalen en legendes,

met ware anekdoten en leugens,

met verzonnen werelden en verleden tijden, komen

daar degenen aan die altijd zout, zand en water zijn,

algenstof en voedsel voor steen- en hondshaaien.

 

Ze vertellen over transatlantische reizen,

over de drijfzandgebieden van de Maagdenrotsen,

(daar op Newfoundland,

over de Jongens-, en de Russische Zee,

over de Zee van het Wonder en de reuzenstokvissen,

varkens in een zee vol canyons en algenweiden.

 

Ze praten en blijven maar praten

over de verderfelijke sirenen die ze kruisten,

op hun grijze omvaart tussen de golven van het getij,

over monsters die hun schepen lieten kapsijzen,

over windvlagen van orkaan en veel schrik.

 

Ze vertellen over middernachtzon en noorderlichten,

over de Beren- en Paardeilanden, over de ijsbanken,

over de wolken van meeuwen en sternen,

(van bassaanganzen en pijlstormvogels,

die rakelings overvliegen op zoek naar hun portie ingewanden,

die de druiplijst van het vispark in een bloedstroom uitspuwt.

Ze praten zonder verpozen over hun kinderen,

over wat ze eerst en dan nooit meer voor hen wilden,

over de afwezige geliefden, vrouw of man,

over wat had kunnen zijn maar wat de zee in schuimkoppen

(verzwolg,

met de onverklaarbare woede en kilheid van de bliksem.

 

Ze vertellen en blijven vertellen,

als oude Simbads die dromen over verhalen,

over eendenmossels ingebed in liezen en voeten,

die de zeven zeeën en nog eens zeven doorliepen,

tot ze terugkeren naar het einde van de wereld,

(in 'O Centolo'.

 

Ze praten over overtochten en verre havens,

over Eskimovrouwen en Scandinavische kapiteins,

over matrones die dienden op communistische schepen,

over boeddha's die de Japanners iedere middag voeden,

over de miserie van Dakar en de rijkdom van Kaapstad.

Ze hebben net vreemde schatten aangetroffen in hun tuig,

reuzeninktvissen en tonnen grijze barnsteen,

tonijnen zo groot als kalveren en traktorwielen,

restanten van schipbreuken en trillende lijken,

wijnamforen en koraaldiamanten.

 

Weggezonken in slijkerige bodems,

aan de voet van de immense rots die oprijst uit de zee,

staat een taveerne van ontmoetingen en weemoed,

waar men in nachten van zwaar noodweer

het voorouderlijke bidden van verdwenen zeelui hoort.


Finisterre, 2002, waar de zee wegen opent