Zennescènes
cadavre exquis

download pdf

 

Yves Petry,
Soignies




Paul Bogaert,
Tubize





Xavier Queipo,
Brussel/Bruxelles




Layla Nabulsi,
Vilvoorde





 

 

 


Xavier Deutsch,
Mechelen
'Zennegat’



 

Bij het betreden van het park valt meteen een putlucht op, die naar ik aanneem opstijgt uit een poel waarin hengelaars hun lijnen hebben uitgeworpen. In de verwilderde eik- en esdoornbosjes rondom loopt een beek die hier vlakbij ontspringt, al vind ik haar reeds een behoorlijk debiet hebben. Het water is vrij helder. Het levenloze van de bodem springt in het oog, net als de grijze plakken slijm, wiegend in de stroming, die zich aan de oevers vasthechten. De putlucht stijgt op uit de bedding. Ik loop stroomopwaarts tot waar een muur, met prikkeldraad bezet, me de toegang verspert. Vanaf hier is de beek door metselwerk omwald en zijn bezoekers niet meer welkom. Een bocht even verderop onttrekt het water aan het zicht. Ik heb genoeg geroken.
Ik draai me om, en richt de blik stroomafwaarts.
Wierslierten, dynamische eenden en stookolie.
Het is de oever van de brandweer hier.
Hun toren is de Place to Be, voor mij, het uitzicht dat die toren biedt: een waterlint dat borstcontouren toont, een slang onder de steenweg (naast Fabelta is ze braaf), die het kanaal wil kussen maar (de teek Clabecq!) zich dan bedenkt.
Het groene schaamhaar overal.
Men duldt haar hier. Niet meer dan dat. Voorlopig.
Ik moet een aanzoek doen. Want straks gebeurt er iets.
Ik zie ontwikkelingen. Ik moet pissen.
Op een oude kaart wijst iemand me de Zenne aan. Ik stap naar de Veeartsenstraat: ik zie een waterloopje. Een hek geeft de ingang aan naar de afgrond van de Zenne.
Het is nacht. Ik daal af naar de bedding. Ik weet niet hoe kieuwen opengingen,
schubben opdoken, zoals een handschoen krulde het bekken zich om. Ik veranderde in paling, in salamander en kaaiman, in een telg van Hanuman, de grammaticale aap.
Ik doorloop nog eens de genealogie van de mutaties: het mysterie van de koord die niet vastbindt. 's Nachts doorkruiste ik de stad met de stroom als gids. Nu sta ik naakt op een veld, in Vilvoorde.
Ik glijd over de rivier, kom in stilstaand water terecht en ik voel hoe ik in een vrouw verander, onherroepelijk aangetrokken door het gezang van de opgesloten vrouwen.
De Zenne, voorwaardelijk in vrijheid, verveelt zich dood aan de voet van het
tuchthuis dat tot vergadercomplex werd omgevormd. Ik stel me de rijen
terreinwagens voor op het binnenplein en de affiches ter ere van de nieuwe
technologieën. Het weinige water wat nog vloeit, ontsnapt via de buizen. De visrijke is overleden, de gifmengster is in haar bedding getreden. Dit verstikte riviertje is onsverborgen gezicht, ons portret van Dorian Gray. Het gerucht gaat dat zij gewassenwordt, dat de zuivering begonnen is. Moge deze hydraulisch blijven.
Een vrouw verlaat het gevang, rijst uit de leidingen op en kleedt zich uit, terwijl ze
zich naar de dijk begeeft.
Ik sta op de plek waar de Zenne met de Dijle samenvloeit. De avond valt, het regent, ik vraag me af wat ik hier uitvoer.
Opeens waait de wind met vernieuwde kracht. En ik hoor iets glijden. In de deinende rivier zie ik een naakte vrouw, met donkere haren en wit lichaam. Ze zwemt stroomafwaarts in de Zenne, en ik denk nergens aan. Ik ken haar naam niet, ze gaat weldra onder. Ik zie haar opnieuw, dan gaat ze weer onder. Erboven heeft de lucht zijn dans voltooid, hij dooft uit. En ik, ik blijf, daarna blijf ik niet meer

 

Bevat vertalingen uit het Spaans en het Galicisch door Bart Vonck (Queipo) en uit het Frans door Katelijne De Vuyst (Nabulsi, Deutsch). Productie: Het beschrijf, Entrez Lire en Zennesenne, bij de seizoensopening 2007-2008 van Passa Porta, het Internationale Literatuurhuis in Brussel.