Zennescènes

download pdf

 

 

Vijf in België woonachtige schrijvers kozen de voorbije zomermaanden een plekje aan de Zenne, van de bron in Wallonië tot de monding in de Dijle in Vlaanderen. De auteurs hielden achtereenvolgens halt in Soignies (Yves Petry), Tubize (Paul Bogaert), Brussel (Xavier Queipo), Vilvoorde (Layla Nabulsi) en Mechelen (Xavier Deutsch). Als vreemde reporters ter plaatse schreven ze om beurten een column. Het eindresultaat, een collectief gedicht in de vorm van een ‘cadavre exquis’ met videobeelden van Walter Verdin, ziet u tijdens de Brusselse autoloze zondag 23 september van 14u tot 17u in Passa Porta, waar het nieuwe seizoen wordt ingeluid.

Zennescènes’ is initiatief van Passa Porta, Het beschrijf, Entrez Lire en Zennesenne. Zie ook www.passaporta.be. Info : 02/ 226 04 54

 

 

Derde stop: Brussel
Metamorfosen onder de stad

door Xavier Queipo, Galicisch dichter


Achttien jaar geleden, toen ik voor het eerst in Brussel aankwam, kon ik mij zelfs niet inbeelden dat de stad geen stroom had. Ik keek het na op de kaart en inderdaad, de stad had wel kanalen, maar geen stroom. Jaren later liet een vriend mij een oude stadskaart zien waarop men de Zenne kon onderscheiden, want dat is de naam van de stroom in Brussel.

Nu ik vandaag terug ben uit Galicië, het land van de honderdduizend stromen, word ik nieuwsgierig en wil de Zenne localiseren, een lichtblauwe lijn die zich in het zuidwesten op de kaart aftekent. Ik stap naar de Veeartsenstraat, en daar, tussen een benzinestation en een autowasserij, beginnen twee wegen: de ene loopt omhoog naar het treinspoor en de andere loopt verloren in een bosje. Ik kies natuurlijk de tweede en vang al meteen een glimp op van een waterloopje, ingebed in de typische vegetatie. Een hek geeft de ingang aan naar de afgrond van de Zenne, die tot een onderaards bestaan veroordeeld is.

Het is nacht. De maan spiegelt zich in het met schuim dooraderde water. Iets roept me. Gewapend met onbedachtzaamheid en moed loop ik naar beneden, tot aan de bedding, en in de schaduw vind ik het hek dat de ingang verspert. De dampen. Het fosforescerende schuim. Ik weet niet hoe of wanneer kieuwen in de keel opengingen, schubben op de flanken opdoken, ogen van plek en vorm veranderden, het bekken zich als een handschoen omkrulde: de centrale anus, het verborgen en kille geslacht. In de branding van de tijd veranderde ik in forel en paling, in salamander en kaaiman, in aap en telg van Hanuman, de grammaticale aap, met zijn hardnekkige grimas en schrille gejank, zijn zonovergoten sloomheid en vleesetende woede.

Ik ontwaak met een droge mond en plakkerige oogleden. Ik kijk naar mijn lichaam: slanke armen, krachtige benen, oren zonder lellen, de aanzet van een buikje en een platte haakneus. Ik doorloop nog eens de genealogie van de mutaties, de dans van een schroef die ritmes ontcijfert, die zich opkrult rond zichzelf, die zich vermengt en plooit, en dooi is van een eertijdse gletsjer en grijze lava van een slapende vulkaan: het raadsel van de koord die niet vastbindt.

Brussel heeft een stroom, wis en zeker. 's Nachts doorkruiste ik de stad, gedragen door die stroom, die van geheugen en dood. In de verte klinkt het geraas van auto's. Ik bevind me al niet meer achter het hek en onder de stad, ik lig naakt in een grasveld, vlakbij de oude gevangenis van Vilvoorde.

 

Vertaling uit het Spaans en het Galicisch: Bart Vonck
Morgen: de Zenne in Vilvoorde (Layla Nabulsi)